Les 4: Minuten, kwartieren en uren

 

Lesdoelen:

  • De leerlingen kennen de uren, kwartieren en minuten. 

 

Materiaal: 

  • Timer
  • (Digi)bord

 

 

Confrontatiefase + aanrommelfase: Op het bord schrijf je het woord minuut. Je vraagt waar de leerlingen aan denken als ze dit woord zien. Het is van belang dat 60 seconden in het woordweb komt te staan, want daar ga je op verder.

 

Opzetten onderzoek: Om te onderzoeken wat een minuut is gaan de leerlingen een onderzoekje doen. De tafels en stoelen worden aan de kant geschoven, zodat de leerlingen genoeg beweegruimte hebben. Het onderzoek gaat als volgt: jij geeft de leerlingen een opdracht, bijvoorbeeld lopen, en wanneer de leerlingen denken dat één minuut voorbij is gaan ze zitten. Tijdens het onderzoek houdt je een timer in de gaten. Je kijkt hoe snel de eerste leerling is gaan zitten, welke leerling het dichtsbij de minuut ging zitten of precies op één minuut zat en hoelang het duurt tot de laatste leerling gaat zitten.  

 

Uitvoeren: De leerlingen beginnen met de eerste ronde. Wanneer alle leerlingen zitten bespreek je de resultaten. Zo vertel je en schrijf je op hoe snel de eerste leerling is gaan zitten, vraag je hoe de beste leerling het heeft gedaan en laat je ook de langste tijd weten. Dit onderzoek herhaal je vijf keer met nieuwe opdrachten (andere bewegingen). Alle resultaten worden op het bord geschreven. 

 

Concluderen + communiceren: Samen met de leerlingen bespreek je de resultaten. Hoe hebben de leerlingen die het dichtsbij of op de één minuut zaten geteld? Waarom zijn de andere leerlingen veel te vroeg of te laat gaan ziitten? Zijn er verschillen tussen de verschillende rondes? 

 

Verdieping: Na het onderzoek vraag je de leerlingen of ze weten wat een kwartier is. Wanneer één van de leerlingen vertelt dat een kwartier 15 minuten is, ga je hierover in gesprek. Je vraagt de leerlingen wat ze denken te kunnen doen in een kwartier. Je laat de leerlingen 2 minuten overleggen in tweetallen, daarna bespreek je de uitkomsten. Nu de leerlingen weten wat een kwartier is, vraag je of de leerlingen weten wat een uur is. Wanneer één van de leerlingen het antwoord weet, ga je met de leerlingen hierover in gesprek. Wat kan je in een uur doen? Zullen we net zo'n onderzoekje als bij de minuten kunnen doen? Wat voor onderzoek zouden we dan kunnen doen?

 

Differentiatie: In het onderzoek wordt gebruik gemaakt van meervoudige intellegenties. Doordat de leerlingen helemaal zelf het onderzoek doen, zullen ze op veel verschillende manieren de minuut tellen. Sommige leerlingen zullen tot zestig tellen in hun hoofd of op de vingers, andere zullen kijken hoeveel rondjes ze kunnen lopen, een aantal leerlingen zal naar de klok kijken en sommige zullen het van andere leerlingen afkijken.