Les 3: Het ontwerpen van een effectieve wegwijzer of routeplanner

 

Lesdoelen:

  • De leerlingen kunnen verantwoorden welk(e) voertuig(en) men zou moeten kiezen en gebruikt hierbij minstens twee van de aspecten die in de eerste twee lessen zijn behandeld.
  • De leerlingen kunnen een volledige omschrijving geven van hoe een persoon van het startpunt naar het eindpunt komt.

 

Materialen:

  • Een computerlokaal. Het is belangrijk dat alle leerlingen een computer ter beschikking hebben.
  • Een digi(bord) waarop je werkblad 2 kan laten zien
  • Werkblad 2 & 3 (zie leerlinggedeelte 5-6)

 

Inhoud: Tijdens de laatste les gaan de leerlingen individueel een wegwijzer maken. Ze keizen een bestemming en beschrijven hoe een bepaalde persoon van de Westerparkschool naar de eindbestemming komt. Hierbij beschrijven ze welke voertuigen er nodig zijn, waar ze moeten overstappen, hoe duur de reis en hoe lang de reis duurt. Tevens verwoorden ze waarom er is gekozen voor de betreffende voertuigen.

 

Confrontatiefase + aanrommelfase: Met de aanvang van de les laat je de leerlingen op het (digi)bord werkblad 2 zien. Op dit werkblad zie je verschillende pasfoto’s van bekende Nederlanders. Bij iedere persoon staat een bestemming vermeld (zie werkblad 2). Vraag de leerlingen of ze de personen kennen en of ze weten wat de link is tussen de personen en hun eindbestemmingen. Vertel vervolgens dat al deze personen morgen naar hun bestemming moeten komen vanaf de school en dat zij verantwoordelijk zijn voor de reis. Dat betekent dat ze vandaag een omschrijving moeten maken van de reis. Neem een persoon als voorbeeld en vraag de leerlingen of iemand weet hoe deze persoon van de school naar de eindbestemming kan komen. Laat de leerlingen in groepjes overleggen en bespreek de uitkomsten (aanrommelfase). Vertel vervolgens dat je niet gaat verklappen of de uitkomst goed is, maar dat ze dat zelf uit gaan vinden. Maar eerst laat je de leerlingen een persoon (met bijbehorende bestemming) kiezen. Je deelt nu werkblad 3 uit. Je laat de leerlingen bovenaan werkblad 3 hun persoon en bestemming invullen.

 

Opzet onderzoek: Doorloop nu de rest van werkblad 3 met de leerlingen. Ze zullen zien dat ze de overstapplaatsen moeten aangeven, de reistijden en de reiskosten. Leg uit dat de stappen op werkblad 3 inhouden dat de reis kan worden verdeelt in meerdere delen. Geef een voorbeeld: Als je naar Afrika moet komen vanaf hier, zul je eerst naar Centraal Station moeten, vervolgens naar het vliegveld en tenslotte met het vliegtuig naar Afrika. Dat zijn dus drie stappen. Vertel tenslotte dat ze deze informatie allemaal moeten gaan opzoeken op de computer.

 

Onderzoek: De leerlingen gaan zelf aan de slag. Als je merkt dat de leerlingen moeite hebben met bruikbare sites te vinden leg je de les stil en geef je de leerlingen enkele tips. Bruikbare sites zouden kunnen zijn:

- www.anwb.nl/verkeer/routeplanner

- www.routenet.nl/

- routes.tomtom.com

- www.routeplanner.nl/

- https://maps.google.nl

- www.theaa.com/route-planner/

- https://www.nsinternational.nl/nl/internationale-treinplanner

- routeplan.nl/

 

Bespreken en verantwoorden van resultaten: Na ca. 20 minuten vraag je de leerlingen te stoppen. Als ze nog niet klaar zijn, kun je ervoor kiezen hen de opdracht later af te laten maken. Je evalueert klassikaal hoe de opdracht is verlopen. Je laat de leerlingen met dezelfde persoon en eindbestemming voor de klas staan om samen te vatten wat hoe hun reisschema eruitziet. Laat de leerlingen elkaars oplossingen vergelijken en vraag hen te verantwoorden waarom zij voor bepaalde voertuigen gekozen hebben. Bedank de leerlingen voor hun inzet en geef de routebeschrijvingen een mooi plekje in de klas.

 

Differentiatie: Differentiatie van interesse, niveau en tempo. Je laat de leerlingen kiezen voor een bestemming die voor hun betekenis heeft. Daarnaast geeft de opdracht, net als in les 2, de leerlingen veel ruimte om te bepalen hoe ze de opdracht invult. Een leerling kan de opdracht zelf uitdagend maken door de reis zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven. Door de leerlingen de opdracht op een ander moment te laten afronden, geef je hen de mogelijkheid om op hun eigen tempo te werken.