Methodeanalyse Brandaan

Voorafgaand aan het ontwerpen van de lessenseries hebben wij een methodeanalyse uitgevoerd op de geschiedenismethode Brandaan. 

 

Opbouw en inhoud

De methode Brandaan is opgebouwd via de thematische concentrische methode. Er worden 25 lessen in een jaar gegeven. Deze 25 lessen zijn verdeeld over 5 thema's en elk thema sluit aan bij een tijdsvak. De methode begint in groep 5 met het behandelen van de eerste 5 tijdvakken, daarna worden in groep 6 en de overige 5 tijdvakken besproken en in groep 7 en 8 worden alle deze tijdvakken herhaald. De leerlijn geschiedenis bestaat vooral uit kennis over de 10 tijdvakken. De leerlingen maken in groep 5 en 6 kennis met de tijdvakken en gaan vervolgens in groep 7 en 8 dieper op de stof in.  De makers van de methode hebben na elk thema ruimte vrij gelaten voor eigen inbreng van de docenten. Zo kan er bijvoorbeeld een museumbezoek met de klas worden gepland. 

Didactiek

In de methode Brandaan wordt vooral gebruik gemaakt van een overdragende didactiek. In de geschiedenisles moeten de leerlingen teksten lezen en daarna de vragen beantwoorden. Het antwoord op de vraag is vrijwel altijd letterlijk in de tekst terug te vinden, waardoor de leerlingen zelf niet hoeven na te denken. Er zijn bijna geen opdrachten waarin de leerlingen hun eigen ideeën, oplossingen of interpretaties kunnen inbrengen. Pas wanneer een leerling klaar is, kan het extra opdrachten gaan maken waarbij wel gebruik wordt gemaakt van eigen inbreng. Het reguliere programma maakt dus vooral gebruik van brains-on en alleen de extra opdrachten vereisen de hands-on. In de methode is dus enkel in het aanvullend materiaal de Onderzoekend en Ontwerpend Leren didactiek terug te vinden. De reguliere les- en werkboeken gaan vooral over begrijpend lezen. Het aanvullend materiaal bestaat uit bakkaarten met verschillende opdrachten die vaak een aspecten van het onderzoekend en ontwerpend leren bevat. Zo komen er verschillende onderzoeksvaardigheden aan bod en mogen de leerlingen regelmatig iets ontwerpen. 

Hoewel de methode nog wel enige aspecten van de OOL-didactiek bevat, is er helemaal geen omgevingsonderwijs in terug te vinden. De methode geeft de leerkracht na elk thema wel enige ruimte om zelf een les te ontwerpen enj doet een aantal suggesties voor deze lessen waaronder het bezoeen van een aantal musea. Deze ruimte geeft de leerkracht mogelijkheden om omgevingsonderwijs in de geschiedenislessen in te passen.

 

Differentiatie

In de methode wordt gedifferentieerd op tempo, niveau en leerstijl. De differentiatie in tempo wordt vooral gerealiseerd in de vorm van extra opdrachten. Zo kunnen de leerlingen die snel klaar zijn twee extra opdrachten uit het boek maken. Daarna gaan deze leerlingen aan de slag met de bakkaarten. De methode houdt ook rekening met de verschillen in taalniveau. In de handleiding is een speciaal katern toegevoegd over het geven van geschiedenislessen aan taal zwakkere leerlingen. Hierin staan een per hoofdstuk een aantal tips om opdrachten makkelijker te maken of in andere woorden uit te leggen. In het aanvullend materiaal wordt gedifferentieerd in de verschillende leerstijlen van Howard Gardner. De bakkaarten bevatten opdrachten met onderzoeken, bouwen, tekenen, gedichten, spel/drama en muziek.

 

Integratie

Brandaan is de geschiedenismethode van Malmberg. Malmberg heeft ook een methode voor Aardrijkskunde en Natuur & Techniek. Elke methode heeft een hoofdpersoon die de leerlingen meeneemt in de leerstof. De hoofdpersonen van de verschillende vakken ontmoeten elkaar in de lesboeken. Alleen deze ontmoeting zorgt voor een klein beetje integratie van de vakken. Bij de bakkaarten worden de vakken wel meer geïntegreerd. Zo wordt er bijvoorbeeld tijdens een geschiedenisles aandacht besteed aan de vaardigheid kaartlezen.  

Vormgeving

De leerlingen worden door de methode goed aangesproken. Elk thema wordt in het lesboek aangekondigd met een aantrekkelijke openingsfoto of illustratie die de lezer nieuwsgierig maken. Na de start van een thema wordt er echter geen gebruik meer gemaakt van bijzondere foto's of tekeningen. Het werkboek is aantrekkelijker vormgegeven. Het bevat onder andere veel plaatjes en er is duidelijk rekening gehouden met de hoeveelheid tekst. DE vragen hebben steeds een andere vorm wat uitdagend en motiverend werkt voor leerlingen. Zo zijn er vragen in puzzelvorm, juiste en onjuiste stellingen en verschillende meerkeuzevormen.

 

Conclusie

De opbouw van de methode zit goed in elkaar wat betreft de inhoud, de onderwerpen en de leerlijnen. Het werkboek is goed vormgegeven, het is aantrekkelijk voor de leerlingen. Als de makers van de methode het tekstboek zo zouden vormgeven als het werkboek, zal het tekstboek ook veel aantrekkelijker worden voor de leerlingen. Dit kan worden gerealiseerd door minder tekst te gebruiken en meer illustraties of foto's die de tekst verduidelijken of aanvullen. Didactisch gezien kan het tekstboek veel aanpassingen gebruiken die ervoor zorgen dat de leerlingen naast kennis ook vaardigheden en attituden ontwikkelen. Het tekstboek is er vooral op gericht leerlingen historische kennis bij te brengen, feitelijke kennis. Vaak wordt deze kennis opgedaan door opdrachten die op begrijpend lezen lijken. Dit is echter een vrije saaie, eenduidige manier van aanleren voor kinderen. De historische kennis kan op vele andere manieren worden aangedragen aan de leerlingen die motiverender werken voor de leerlingen. Alleen al door de kennis op verschillende manier aan te dragen zal de leerling meer gemotiveerd zijn. Dit komt door de afwisseling, de leerling is verrast, weet niet wat er gaat komen. Het is belangrijk dat de leerling is nieuwsgierig is, zodat hij wordt gemotiveerd om te leren. Dit kan dus door de stof op verschillende manieren aan te dragen. Een bruikkbare manier wat betreft geschiedenis is bronnenonderzoek. Hierbij gaat de leerling zelf op zoek naar historische kennis en vergelijkt hij verschillende bronnen. Zelf op onderzoek gaan zal de leerling al veel interssanter vinden dan dat hij elke keer een stuk tekst moet lezen waar de antwoorden in staan. Daarnaast ontwikkelt de leerling bij het bronnenonderzoek niet alleen historische kennis maar ook vaardigheden, in dit geval onderzoeksvaardigheden. Kortom, om de leerlingen meer te motiveren en hen naast kennis ook attituden en vaardigheden aan te leren, zou de methode in het tekstboek minder lange teksten moeten hebben en meer aandacht moeten besteden aan andere leerstijlen (die bijvoorbeeld wel in de extra opdrachten worden gehanteerd). Ook door het toevoegen van de Onderzoekend en Ontwerpend Leren didactiek zou de methode aantrekkelijker en interssanter worden voor leerlingen.